......en voor je het weet is er een maand voorbij en heb je geen tijd gehad om een blogbericht te schrijven. De tijd vliegt als je druk bezig bent. En druk bezig ben ik inderdaad geweest. Het was een maand van veel evalueren en vooral veel leren......
Het begon op zaterdag 28 februari, de dag waarop de consultant aankwam die de daaropvolgende tien dagen CENFOPAR en haar huidige project zou evalueren. Voor mij natuurlijk een prachtige gelegenheid om ook wat meer te weten te komen over mijn organisatie, haar werkwijze, het project en de doelgroep. Ik besloot met zoveel mogelijk relevante evaluatie activiteiten mee te doen met als gevolg dat mijn dagen gevuld waren met het bijwonen van focus groepen, interviews en veldbezoeken. Tijdens de teamvergadering die het begin inluidde van het evaluatiebezoek kwam ik meteen wat verassende feitjes te weten over mijn organisatie. Zoals het feit dat ik helemaal niet het enige nieuwe personeelslid ben. Van de vijf collega's op mijn afdeling zijn er drie pas in het afgelopen kwartaal begonnen. Dat geeft te denken. En wat te denken van de discussie die in gang gezet werd toen pater Bernardo, de directeur van CENFOPAR, te kennen gaf dat hij eigenlijk helemaal niet zo'n voorstander van toerisme is. Hmmm, een directeur die niet helemaal achter het pad staat dat zijn organisatie is ingeslagen, een pad dat ik geacht word te versterken...
De volgende dag zat ik bij een focus groep van boeren die gesteund worden door CENFOPAR. De vergadering deed me goed. De doorgaans verlegen boeren, allen in hun beste kleren, vertelden met zoveel enthousiasme, kracht en dankbaarheid over de hulp die ze van CENFOPAR ontvangen dat ik een glimlach niet kon onderdrukken.'s Middags was er een bijeenkomst met enkele achtergestelde jongeren die bij CENFOPAR een cursus hadden gevolgd tot kamermeisje, ober of kok. Ook deze jongeren hadden overduidelijk hun beste kleren aangetrokken en spraken met veel beleefdheid en dankbaarheid over CENFOPAR. Mooi.
De daaropvolgende dagen was ik in Cuzco om enkele organisaties te bezoeken, waaronder de regionale afdeling van het Ministerie van Toerisme, het hoofdkantoor van Arariwa (waar CENFOPAR een onderdeel van is) en de microfinancieringsafdeling van Arariwa. Tijdens deze bezoekjes leerde ik nog een belangrijke les. Namelijk dat mijn Spaans nog niet goed genoeg is om vergaderingen en presentaties over onbekende, complexe onderwerpen te kunnen volgen. Met andere woorden: ik begreep niet zo heel veel van de gesprekken bij deze organisaties.
Na deze drukke evaluatieweek keek ik erg uit naar mijn vrije zaterdag. Helaas was het lot me niet zo gunstig gezind en was ik zaterdag doodziek, compleet met koorts en ernstige buikklachten. Gelukkig was ik de dag erna voldoende opgeknapt om mee te kunnen met het veldbezoek dat onderdeel uitmaakte van de evaluatie. We begonnen het bezoek in Patacancha, een dorp dat op een dik uur rijden van Urubamba ligt. Het dorp ligt in een prachtige, maar harde omgeving. De weg naar Ollantaytambo, het dichtstbijzijnde dorp van enig formaat, is onverhard en er is weinig verkeer om mensen van en naar het dal te brengen, het is er koud en het waait er vrijwel altijd. Ik vind het onbegrijpelijk dat de mensen hier op sandalen lopen. Met name de kinderen lijken permanent verkouden. Al die snotneusjes. Mobiele telefoons hebben er geen bereik, maar gelukkig heeft het dorp één telefoon, een sateliettelefoon. Een werkelijk briljante uitvinding, die erg gunstig is voor de families die zich met toerisme bezig houden, want nu kan er tenminste toch met ze gecommuniceerd worden. In het dorp bezochten we in totaal 4 families die een kamer van hun huis hebben ingericht om toeristen te ontvangen. Het zag er allemaal prima uit en ik was verbaasd dat er zelfs een gewone wc was die nog doorspoelde ook. Hoe ze dit hebben kunnen aanleggen is me een raadsel. Na Patacancha begaven we ons naar Piscacucho, een dorp dat het beginpunt is van de beroemde vierdaagse wandeling naar Machu Picchu. Duizenden toeristen per jaar passeren Piscacucho op weg naar het wereldwonder, maar Piscacucho merkt er in economisch opzicht weinig van. Een aantal families proberen een graantje mee te pikken van het toerisme door campings en eetgelegenheden op te zetten, overigens met wisselend succes. Na de lunch gingen we naar Chinchero. Hier bezochten we een groep wevers, die demonstraties geven aan toeristen en hun prachtige handgemaakte producten voor een eerlijke prijs proberen te verkopen. Het was fascinerend om te zien hoe de producten gemaakt worden. Maar toen we na het bezoek besloten de kerk van Chinchero nog even te bezoeken viel mijn mond open van verbazing bij de grote hoeveelheid souvenirswinkeltjes die we passeerden en de nog grotere hoeveelheid souvenirsverkopers die zich verzameld hadden op het plein voor de kerk. Het idee dat onze groep, 'weggestopt' in een huis buiten het toeristische centrum moet concurreren met de honderden, toegankelijke souvenirsverkopers met hun goedkopere, veelal machinaal gemaakte textiel-artikelen, stemde me niet echt rooskleurig.
Op maandag was het evaluatiebezoek afgelopen. Ik besloot eens tijd te nemen voor mijn eigen evaluatie. Ik had de afgelopen weken zoveel indrukken opgedaan en zo weinig tijd gehad om dat allemaal te overdenken dat ik het eens tijd vond voor een moment van reflectie. Er is me veel opgevallen en ik heb al veel geleerd in de weken dat ik hier nu ben.
Bijvoorbeeld dat werken in Peru soms meer lijkt op relatiebeheer. Relaties goed houden is in Peru ontzettend belangrijk, ook als dit betekent dat je niet aan je 'echte' werk toekomt omdat je mensen te woord moet staan die onafgesproken en onafgebroken het kantoor binnenkomen of omdat je naar vergaderingen moet simpelweg om je gezicht te laten zien. Voor mij als efficiënte Nederlander is dit soms moeilijk te begrijpen. Het lijkt af en toe ook de omgekeerde wereld: in zekere zin zijn de boeren de klanten van CENFOPAR en dus je zou zeggen dat zij alles zouden moeten doen om CENFOPAR tevreden te houden in plaats van andersom.
Dat dit laatste niet altijd het geval is blijkt wel uit het feit dat de opkomst van bepaalde groepen bij vergaderingen die door CENFOPAR belegd zijn erg laag is. Ik heb aan verschillende mensen gevraagd wat volgens hen hiervan de oorzaak is en de antwoorden stemmen me niet echt gerust. "Omdat men denkt dat toch niemand zal komen, dus dan blijven ze maar thuis" aldus een stagiaire bij CENFOPAR. Een mooie gedachte, als iedereen dit denkt komt het nog uit ook. "Omdat men lui is, niet wil werken en denkt dat anderen hun problemen wel zullen oplossen" aldus een van de boeren. Een reëel gevaar van bepaalde vormen van ontwikkelingshulp: het maakt mensen afhankelijk en in zekere zin lui. "Omdat men geen interesse meer heeft in het toerisme-netwerk" aldus een van de aanwezigen bij de maandelijkse netwerk vergadering. Nog zo'n antwoord wat je eigenlijk niet hoopt te horen.
Ondertussen lijken de medewerkers van CENFOPAR zich wél voor de volle 100% in te zetten. Werktijden zijn er niet echt. Officieel wordt er van half 9 tot 1 en van 3 tot half 7 gewerkt, maar het is eerder regel dan uitzondering dat de lunch later begint, men na de lunch meteen weer verder werkt, om half 7 nog niemand klaar is en er ook in het weekend gewerkt wordt. Voor mij is dit even wennen en ook nog even aftasten in hoeverre ik hierin moet meegaan. Dat men zo hard werkt is trouwens ook niet verwonderlijk gezien het feit dat ze maar met zo weinigen zijn. Mijn collega Ruth is eigenlijk de enige die zich op dit moment full time met toerisme bezig houdt, wat wil zeggen dat zij vrijwel in haar eentje verantwoordelijk is voor de 13 dorpen die CENFOPAR steunt op het gebied van toerisme (en daarnaast voor nog enkele groepen die zich bezighouden met het maken en verkopen van souvenirs). Een naar mijn mening vrijwel onmogelijke taak, vooral gezien het feit dat de medewerkers van mijn afdeling ook nog enkele nevenactiviteiten hebben zoals het lesgeven op de technische school die onder een andere afdeling van CENFOPAR valt. Problemen in de planning worden soms echter heel ingenieus opgelost. Ik wil jullie één gebeurtenis niet onthouden. Ongeveer twee weken geleden kwamen we er 's ochtends achter dat Ruth 's middags naar een vergadering in Cusco moest, terwijl ze die middag eigenlijk moest lesgeven. Dit werd opgelost door haar man (die niet bij CENFOPAR werkt) de les te laten overnemen en een stagiaire van CENFOPAR in te schakelen als oppas voor haar zoon. Tja, over flexibiliteit en creativiteit gesproken...
In dit soort drukke tijden is een extra medewerker natuurlijk wel handig en ik merk dan ook dat ik meteen gevraagd word om met allerlei klusjes te helpen. Volledig begrijpelijk natuurlijk, maar ook best lastig, want ik ben uiteraard niet alleen maar gekomen om hen uit de brand te helpen in drukke tijden. Maar ja, je bent nieuw en je wilt een goede eerste indruk maken, dus de verleiding is nogal groot om mee te gaan in wat zij zeggen en doen. Omgaan met verschillende verwachtingen en duidelijk je professionele en persoonlijke grenzen stellen is waar het in dit beginstadium dus allemaal om draait. En dat is niet altijd makkelijk. Want hoe reageer je als iemand je indirect vraagt of je toevallig contact hebt met donoren in Nederland die projecten willen financieren van de NGO die hij aan het opzetten is? En wat doe je als de boeren, nadat ze horen dat je een specialist in toerisme bent, als volgt reageren: "zeg ons wat toeristen nou eigenlijk willen"?
Het is dus echt wel even wennen voor me. Het feit dat we nog geen huis hebben gevonden en dat ik Barry erg weinig zie omdat hij enkele weken in Cusco zit voor een talencursus maakt het er soms niet makkelijker op. Maar goed, ik blijf het werk reuze interessant vinden en ik zie genoeg mogelijkheden om de toeristische initiatieven te ondersteunen. Er valt de komende de tijd dus nog genoeg te doen en te leren.
Tenslotte is er nog een ander ding dat ik de afgelopen maand geleerd heb ...... niet meer zo lang wachten met het schrijven van een blogbericht.