Maar ondanks het vroege opstaan, de enorme hitte en luchtvochtigheid en de altijd aanwezige muggen geniet ik met volle teugen. Ik bevind me in Manu, een nationaal park in de Peruaanse Amazone. Volgens de reisgidsen is het een van de mooiste stukken regenwoud ter wereld en volgens de wetenschappers het gebied met de grootste biodiversiteit op aarde. Nu ik er eindelijk zelf ben kan ik die feitjes alleen maar beamen. Het is er prachtig.
Het heeft wel even wat moeite gekost om er te komen. Het park Manu ligt behoorlijk afgelegen, en de Gereserveerde Zone van het park, het gedeelte waar onder strenge controle slechts wetenschappelijk onderzoek en ecotoerisme toegestaan is, ligt nog verder weg. Om bij dit gebied te komen moet allereerst een busreis van ongeveer 9 a 10 uur worden afgelegd en vervolgens een boottocht van ongeveer 9 uur. Maar dan ben je wel in een zeer ongerept stuk regenwoud, waar per jaar slechts ongeveer 3000 toeristen en enkele onderzoekers komen. Zeer de moeite waard dus!
De eerste dag bestaat voornamelijk uit de busreis richting het park. Allereerst moeten we de hoge Andes toppen over. Na ongeveer 4 uur komen we aan in Paucartambo, een gezellig uitziend koloniaal dorpje waar we ontbijten. We vervolgen de weg per bus. Af en toe is het wel even slikken als de bus over de smalle, hobbelige en glibberige weg rijdt en ik vanuit het raam de enorme afgronden in kijk. Zo nu en dan stappen we uit om stukken te wandelen en vogels te spotten, zoals de cock-of-the-rock, de nationale vogel van Peru. Laat in de middag komen we aan bij de Posada San Pedro, onze overnachtingsplek. Onervaren als Barry en ik zijn leggen we onze spullen in de kamer en gaan we naar de gezamenlijke ruimte om te kletsen met de rest van de groep. Dat we het beter anders aan hadden kunnen aanpakken blijkt als we terug komen op de kamer en overal enorme kakkerlakken zitten. Vanaf nu maak ik meteen bij aankomst (en bij voorkeur bij daglicht) mijn bed op, leg mijn tassen op mijn bed en trek de klamboe strak om mijn matras heen. Lesje geleerd.
De tweede dag vervolgen we onze reis per bus. We stoppen bij een coca plantage en bij een kleine nederzetting. Na 3 uur komen we aan in Atalaya, waar we regenlaarzen lenen en we samen met onze gids, kok en bootman aan boord gaan van onze boot. Na nog eens 2 uur in de boot komen we aan bij de Pantiacolla Lodge. Daar maken we in de middag onze eerste wandeling door het regenwoud. 's Avonds genieten we van een heerlijk frisse, koude douche bij kaarslicht. Een aparte ervaring om bij kaarslicht te douchen, maar noodzakelijk in dit soort ecolodges, waar geen electriciteit is.



De vierde dag staat in het teken van de macaw clay lick, een kleimuur waar papegaaien en parkieten klei komen eten. Helaas komt de regen 's ochtends met bakken uit de lucht. We besluiten toch te gaan en in de observatietoren te wachten tot de regen ophoudt. Dat lijkt echter niet te gebeuren. De gids kondigt aan uiterlijk tot 12 uur te wachten. En als bij een wonder stopt om kwart voor 12 ineens de regen. Meteen komen de macaws aanvliegen. We zouden eigenlijk moeten vertrekken, maar de gids snapt ook wel dat we nu niet weg willen net nu de macaws zich laten zien. Na een tijdje is een groep van wel 60 macaws te zien en horen! Veel later dan gepland, maar helemaal gelukkig dat we de macaws toch nog gezien hebben, vertrekken we voor het vervolg van het programma. Allereerst gaan we naar een uitkijkplatform in een 40 meter hoge kapok boom, een van de reuzen van het regenwoud. Vervolgens is het tijd voor de boottocht naar de Yine Lodge, deze keer tegen de stroom in. Geen makkie aangezien de rivier vol ligt met puin en boomstammen door de hevige regen van die ochtend. De bootman slaagt erin, ondanks dat het pikkedonker is, de boot tussen de stammen door te manoeuvreren en de lodge te vinden.






Op dag 7 zitten we bijna de hele dag in de boot voor de terugreis van ons kamp in de Gereserveerde Zone naar de Pantiacolla Lodge. Onderweg stoppen we op een strandje voor een sanitaire stop. Zonder het te weten stapt een van onze groepsleden in het drijfzand en zakt er tot boven zijn knieën in weg. We moeten er erg om lachen. Bij de Pantiacolla Lodge aangekomen relaxen we in de hangmatten. 's Avonds krijgen we een culturele show te zien van een inheemse bevolkingsgroep, de Harakmbut. We hebben een beetje een dubbel gevoel bij de show. Het is natuurlijk wel goed dat deze mensen op deze manier iets verdienen aan het toerisme en hun cultuur in stand houden, maar het voelt toch een beetje als fout aapjes kijken. Er wonen trouwens nog steeds een aantal inheemse bevolkingsgroepen in volledige of gedeeltelijke isolatie in Manu (de zogenaamde uncontacted tribes).


De een na laatste dag brengen we volledig door rondom de lodge. In de middag staat eigenlijk een bezoek aan de hot springs op de planning, maar niemand van onze groep voelt er iets voor om in deze hitte in warmwaterbronnen te gaan zitten. We besluiten nog een wandeling te gaan maken en zien een zeer zeldzame grison, een soort grote wezel. 's Avonds proosten we met de groep op de mooie reis. Na het eten gaan we samen met een bioloog die toevallig in de lodge is op zoek naar kikkers. En die vinden we in grote getale. Het lijkt wel alsof ze speciaal voor ons poseren, zo mooi zitten ze op de rietstengels aan de oever van het moerassig meertje.
En dan is het alweer tijd voor de terugreis. Eerst ruim 3 uur in de boot en vervolgens ruim 10 uur in de bus. Barry en ik krijgen er weinig van mee want we slapen het grootste gedeelte van de reis. Moe maar zeer voldaan.